Ga naar de hoofdinhoud

Huiswerk is een te goedkope maatregel om zomaar in de vuilbak te gooien

15/09/2020
Tim Surma Onderzoeksmanager

Overal ter wereld krijgen kinderen huiswerk. Geen woord dat wereldwijd aan de keukentafel dus zo vaak over de tongen gaat als ‘huiswerk’. Er zijn goede redenen om huiswerk te geven, al zijn er een heleboel kanttekeningen te plaatsen. Op basis van zes vaak gehoorde vragen deel ik een aantal beschouwingen en ervaringen over huiswerk.

Hoeveel uur zou een leerling maximum met huiswerk bezig mogen zijn?

Laten we eerst duidelijk aflijnen wat we onder huiswerk verstaan. Huiswerk beschouwen we als alle werk dat leerlingen thuis moeten doen voor de school, opgegeven door leraren. Er bestaat geen duidelijke richtlijn die voor iedereen geldend is qua te besteden tijd voor het huiswerk. In de OESO is er bijv. een huiswerkgemiddelde van ongeveer 5 uur per week voor 15-jarigen, in Shanghai tot wel 15 uur per week. Voor ons land situeerde dat gemiddelde zich rond zes uur per week, maar het toont wel een licht dalende tendens. Onderzoek uit andere landen over huiswerk zijn dus contextgebonden: wat voor een Aziatisch land gebruikelijk is, hoeft niet meteen de gouden standaard te zijn bij ons. In landen waar de schooldag om bijvoorbeeld 15u eindigt, kan er meer huiswerk worden gegeven. In sommige landen zoals Singapore vindt men het dan weer ‘normaal’ dat kinderen tot 22u aan het werk zijn.

Wat we wel kunnen stellen is het volgende: de kwaliteit van het huiswerk is belangrijker dan de hoeveelheid. Ook, indien het huiswerk kwalitatief is, is wél huiswerk beter dan geen huiswerk, maar er is een duidelijke bovengrens. Wanneer het te veel is, werkt het zelfs potentieel nadelig. Gemiddeld genomen worden de grootste positieve effecten voor huiswerk gevonden voor oudere kinderen (secundair onderwijs dus). In lager onderwijs zijn de effecten kleiner maar niet onbestaand. Daar is het beter om vele, gevarieerde, korte en gefocuste taken te geven (bijvoorbeeld dagelijks tien minuten lezen, een aantal sommen enz). In secundair onderwijs is er al meer mogelijk: in onze Vlaamse praktijk geldt vaak een ongeschreven wet van ongeveer 1 a 2 uur per dag als bovengrens in het secundair, met iets meer flexibiliteit voor de oudere leerlingen in het secundair onderwijs.

Sommige kinderen blijken moeite te hebben met dingen van buiten leren, zoals Franse woordjes, maaltafels of uitdrukkingen. Hoe pak ik dit aan?

Memoriseren lijkt – geheel onterecht- niet meer van deze tijd, maar blijft onmiskenbaar belangrijk. Hetgeen je gememoriseerd en geautomatiseerd hebt, legt amper nog belasting op je mentale capaciteit wanneer je ’t nodig hebt. Als je bijv. tijdens een gesprek moet nadenken over de vertaling of betekenis van een woord, dan heb je minder mentale ruimte om te denken over de inhoud van het gesprek etc. Dat geldt ook voor andere contexten. Als je over 7 maal 9 moet nadenken tijdens het oplossen van een oefening in de fysica-les, dan besteed je mentale capaciteit aan onderdelen waar je eigenlijk geen capaciteit aan had hoeven te verspelen. Daardoor ben je minder bezig met het oplossen van het Ă©chte probleem en leer je minder van de oefening dan je zelf zou willen. Eerst en vooral moeten kinderen en ouders dus overtuigd zijn van de zinvolheid van de (huis)taak zelf.

Daarnaast is het natuurlijk zaak om leerlingen Ă©cht aan de slag te krijgen. Uiteraard mag huiswerk niet als een straf gezien worden. In het geval van memoriseren zou je kunnen opteren voor het gebruiken van draaikaartjes: aan de ene zijde van een klein kaartje schrijf je bijv ‘arbre’, aan de andere kant ‘boom’. En dan zelftesten maar. Dat heeft een speels effect maar je leert waanzinnig goed door jezelf te toetsen. Je krijgt ook onmiddellijk feedback of je ’t juist had of niet. Daarnaast is een succeservaring de beste stimulans die je je kunt inbeelden. ‘Yes, ik herinnerde me het woordje, nu weer het volgende’. Daarom is het aangewezen om bij het oefenen niet onmiddellijk de woordjes die je ‘al kunt’ uit de stapel kaartjes te verwijderen.

Wat goed kan helpen bij huistaken is het bieden van een (realistische) keuze-optie aan het kind. Dat hoeft niet spectaculair te zijn. Bijvoorbeeld de keuze laten tussen twee manieren van oefenen. Draaikaartjes is slechts Ă©Ă©n manier om woordenschat te leren, maar een kind kan ook een woordenlijst maken, die nadien afdekken en zichzelf testen. Soms is het bieden van een keuze tussen twee aanpakken (die beiden goed zijn) al voldoende om de motivatie aan te zwengelen.

Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen alleen aan hun bureau huiswerk maken?

Hangt natuurlijk af van het kind. Sowieso geldt dat wanneer er ondersteuning op vlak van organisatie en planning geboden wordt als ouder, dat die ondersteuning gradueel moet afgebouwd worden naarmate het kind beter wordt in zelfstandig werken. Het is zeker niet de bedoeling dat ouders samen met kinderen het huiswerk gaan maken. Studies tonen wel aan dat er een positief verband is tussen de betrokkenheid van de ouders (‘wat moet je doen? hoe pakte je het aan?’), de hoge maar realistische verwachtingen die ze stellen op schools vlak, en de schoolse prestaties van leerlingen. Maar dus niet het ‘mee studeren’ of het ‘mee werken’ met het kind, dat is niet wenselijk.

Is huiswerk noodzakelijk, of kan het ook zonder? Zijn er wetenschappelijke bewijzen dat dit zinvol is of belasten we de kinderen er alleen mee en laten we ze beter buiten spelen?

Huiswerk geeft de leerlingen de kans om de geleerde vaardigheden in de ene setting op een bepaald moment (school) in een andere setting op een ander moment (thuis) te oefenen. Dit is het primaire doel van huiswerk: het bieden van oefening op nieuw geleerde vaardigheden over een verlengde periode om de kans te vergroten dat de vaardigheden behouden blijven. Het vastzetten van wat in de klas is gezien bijvoorbeeld. Of het opfrissen van eerder geziene leerstof. Er is wetenschappelijke evidentie dat goed, kwaliteitsvol huiswerk het leren helpt. Daarnaast is het een goedkope interventie. Er zijn interventies die meer leerwinst opleveren, maar gezien de beperkte kost die vast hangt aan het geven van huiswerk, is en blijft het zeer de moeite waard. Huiswerk is een te goedkope maatregel om zomaar in de vuilbak te gooien. Dit neemt natuurlijk niet weg dat kinderen mogen (moeten!) buiten spelen.

Huiswerk kan dus werken, maar vooral als goed wordt nagedacht over de kwaliteit, dus de inhoud en de hoeveelheid. Huiswerk moet aansluiten bij de leerstof, als zinvol ervaren worden, moet kansen geven om snel feedback te krijgen van de leraar of van een verbetermodel. Het huiswerk kan het startpunt zijn van de volgende les. Het mag uitdagend zijn, maar mogelijk om het tot een goed einde te brengen. Het kan ook leiden tot het aanleren van een goede werkhouding. Regelmatig huiswerk helpt ook niet alleen het leren van de leerlingen te consolideren, maar biedt de leerkrachten ook de gelegenheid om tussentijdse leerresultaten onmiddellijk te beoordelen en eventueel bij te sturen. Uiteraard is het zo dat in tijden van social media sneller gebeurt wat vroeger ook al gebeurde: het overpennen van huistaken. Je kunt daarop anticiperen door eventueel verschillende taken te geven (indien dat kan in je context), taken te geven die niet over te pennen zijn, de zinvolheid van de taak te beklemtonen door die taak bijvoorbeeld actief te betrekken in een volgende les.

Een kind start in het eerste leerjaar. In hoeverre dien je te begeleiden bij het huiswerk of mag je zelfstandigheid verwachten? Dien je de hele tijd naast haar te zitten of is het voldoende als je enkel naar het eindresultaat van het huiswerk kijkt?

We zijn Hong Kong niet, waar een gemiddelde ouder in het lager 40 minuten (lager onderwijs) tot 60 minuten (secundair) besteden aan het monitoren en begeleiden van hun kinderen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat leerlingen zelf, en zelfstandig, proberen hun huiswerk uit te voeren; het is daarbij niet erg als ze ergens vastlopen. Zoals daarnet al gezegd, is betrokkenheid en hoge verwachtingen hebben misschien wel belangrijker. Natuurlijk mag je je kind helpen, wanneer dat nodig is, en wanneer je die ondersteuning kunt bieden.

Sommige kinderen stellen het huiswerk steeds uit, en komen zo in de problemen. Hoe pak ik dat aan?

Uitstelgedrag of procrastinatie is van alle tijden, en je vindt uitstellers in alle lagen van de bevolking. Eerst en vooral: niet panikeren dus. Kinderen kunnen beter leren plannen door les te krijgen over hoe ze moeten plannen, er voorbeelden van te zien, ondersteuning te krijgen hierin van de leraar, en het natuurlijk ook zelf te proberen. Leerlingen kan geleerd worden om zelfregulerende strategieën zoals plannen te gebruiken, en ze kunnen eraan herinnerd worden om dit te doen in verschillende contexten over vakken heen zodat zelfregulering een gewoonte wordt. Wat je vaak doet, wordt immers een gewoonte. Wat nog kan helpen: het opsplitsen van een complexe taak in kleinere stukken moedigt de leerlingen aan om het gevoel te hebben dat ze vooruitgang boeken in de richting van hun grotere doel. Door elke stap af te vinken van het to-do-lijstje kunnen ze zichzelf een mentaal schouderklopje geven dat hun inspanningen versterkt. Daarnaast is het spreiden van oefenmomenten sowieso beter om de leerstof te kennen en te kunnen op lange termijn. Als je vier keer een kwartier oefent, zal je de leerstof beter geoefend zijn dan wanneer je dan éénmaal een uur doet. Die ervaring krijgen ze idealiter ook gedemonstreerd in de klas.

Bronnen
  • Cooper, H., Robinson, J. C., & Patall, E. A. (2006). Does homework improve academic achievement? A synthesis of research, 1987–2003. Review of educational research, 76(1), 1-62.
  • Education Endowment Foundation (primary education – secondary education)

Verwante blogs