Skip to main content

Voorkennis activeren in het vreemdetalenonderwijs? 4 voorbeelden 

03/03/2023
Michiel Wils Begeleider professionele ontwikkeling

Elke taalleerkracht zal beamen dat het aanleren van een vreemde taal een heel complex gegeven is. Enerzijds moeten onze leerlingen leren communiceren. Daarvoor hebben ze niet alleen inzicht nodig in de taal zelf via woordenschat, grammatica en taalhandelingen, maar ook inzicht in het sociale aspect dat communicatie met zich meebrengt (beleefdheidsconventies, als zender de boodschap afstemmen op de ontvanger…). Anderzijds brengt taal ook een belangrijk cultureel en zelfs literair aspect met zich mee. Om een taal te beheersen, en bijgevolg die verschillende aspecten, is een solide kennisbasis belangrijk.  In deze nieuwe blogreeks willen we ons dan ook richten op het verankeren van de talige kenniselementen. We gaan niet al te diep in op de wetenschap achter het leren. Hiervoor verwijzen we graag door naar het boek Wijze Lessen. We proberen wel de vertaalslag te maken naar de praktijk door concrete voorbeelden voor een aantal bouwstenen aan te bieden, die op een laagdrempelige en efficiënte manier meteen toepasbaar zijn. In deze blog gaan we alvast aan de slag met Bouwsteen 1: Activeer relevante voorkennis.

Voorkennis activeren om leerstof te verankeren

Het is ondertussen geen geheim meer dat het aanwezig zijn en het activeren van relevante voorkennis belangrijk zijn om tot leren te komen (zie o.a. deze kennisclip over het activeren van voorkennis en deze blog over het belang van achtergrondkennis bij begrijpend lezen). Ten eerste kan nieuwe leerstof makkelijker worden geïntegreerd in bestaande kennisschema’s.  Ten tweede zet je ook in op spaced retrieval practice, een combinatie van het test- en spreidingseffect (zie Bouwstenen 8 en 10), en duurzaam leren, waardoor die kennisschema’s ook steeds worden versterkt. David Ausubel stelde mooi dat ‘wat de leerling al weet, de meest bepalende factor is voor het leren’.

Woordenschat, grammatica en taalhandelingen worden vaak aangeboden binnen een bepaald thema, bijvoorbeeld ‘Naar de bakker’. Die thema’s monden dan uit in een communicatieve situatie waarin de leerling geacht wordt de behandelde leerstof en de verworven kennis toe te passen op een relatief vlotte manier. Wanneer je bijvoorbeeld wil dat leerlingen een brood en 2 taartjes kunnen bestellen in een andere taal, rekening houdend met een aantal randcriteria (smaak, allergieën …), dan moeten ze daarvoor over de juiste relevante woordenschat beschikken. Daarnaast moeten ze ook de juiste formules beheersen om iemand te begroeten, te betalen, vragen te stellen in verband met bv. allergieën, de prijs, de ingrediënten ….  Maar de vlotte productieve (leerlingen moeten taal produceren) toepassing van die kenniselementen kan enkel als deze goed verankerd en geautomatiseerd zijn.

Door in het begin van je les 5 tot 8 minuten te spenderen aan het herhalen en ‘testen’ van bijvoorbeeld relevante woordenschat uit een vorige les (bv. pain, baguette, croissant …) activeer je niet alleen voorkennis, maar versterk je ook de aanwezige kennisschema’s. Leerlingen kunnen op deze manier nu ook makkelijker en sneller nieuwe woordenschat (gâteau, marmelade d’abricot, viennoiseries,…) of taalhandelingen toevoegen aan hun bestaande kennis. Hieronder geven we nog graag 4 concrete voorbeelden om hiermee aan de slag te gaan.

1. (Vertaal)zinnen

Vertaalzinnen zijn een ideale oefening om voorkennis te activeren door woordenschat en grammatica gecombineerd te ‘testen’. Bovendien is het zo dat je op deze manier extra kan inzetten op bijvoorbeeld vaste woordcombinaties of nuanceverschillen binnen de verschillende talen. Zo zal je in een les over de subjonctif al heel snel kunnen aantonen dat die Franse constructie niet helemaal overeenstemt met het Nederlands.

Om je voorbereidingstijd te beperken, kan je snel 3 zinnen verzinnen op het einde van een vorige les of zelfs voor je de klas binnengaat. Bij het begin van de les maak je de Nederlandse zinnen zichtbaar en geef je alle leerlingen even tijd om een vertaling te noteren op bijvoorbeeld een wisbordje. Op het signaal van de leerkracht tonen zij hun antwoorden en is er meteen een overzicht van heel de klas. Belangrijk is wel om de juiste antwoorden nadien te overlopen. Op die manier kunnen eventuele misconcepties ook worden weggewerkt.

Daarnaast toont onderzoek aan dat ook het vrij schrijven van zinnen een effectieve strategie is om woordenschat te verankeren. Leerlingen moeten dan bepaalde woorden actief en doelgericht gebruiken in een zin. Het is zelfs zo dat het vrij schrijven nog grotere effecten heeft op de productieve woordenschatkennis dan het vertalen van zinnen naarmate er meer herhalingsmomenten worden ingelast.

Een oefening zou er als volgt kunnen uitzien:

Leerlingen krijgen de opdracht om een bepaald woord te gebruiken in een zin (vb. Use the word ‘crack’, ‘keen’ and ‘encounter’ in three different sentences.). Leerlingen noteren hun zinnen op een blanco blad. Wanneer de tijd verstreken is krijgen de leerlingen de mogelijkheid hun zinnen te vergelijken met die van hun buur op basis van enkele criteria. Bijvoorbeeld:

  • Is de betekenis van het woord correct ?
  • Is de context waarin het woord werd gebruikt correct?
  • Is het woord juist geschreven?
  • Is de zin correct gevormd en is alles juist geschreven?

In een laatste fase verzamel je de antwoorden van al je leerlingen. Dit kan door de blaadjes te verzamelen en een snelle diagonale blik op de antwoorden te werpen, waardoor je snelle klassikale feedback kan voorzien.

2. Het spreid-en-test rooster (de retrieval practice challenge grid)

Ook hier zet je weer in op het test- en spreidingseffect (zie Bouwstenen 8 en 10). Het concept is simpel. Je stelt een rooster op met vragen over de leerstof. Elke vakje binnen het rooster behandelt een onderdeel dat je ofwel pas gezien hebt, eerder gezien hebt of herhaling is van bijvoorbeeld basiskennis. Afhankelijk van de moeilijkheid of verstreken tijd per onderdeel krijgt het vakje een andere kleur en dus ook een andere quotering. In het bovenstaande geval zou de volgende les kunnen gaan over de present perfect continuous. Dit is een les die vaak verder bouwt op de kennis van werkwoordvervoegingen. Het is hier dus nuttig om die basiskennis te herhalen en het spreid-en-test-rooster (de retrieval practice challenge grid) speelt daar handig op in.

De opdracht die je de leerlingen hier zou kunnen geven is de volgende:

‘Jullie krijgen 2 minuten om het rooster te bekijken en zo veel mogelijk antwoorden te noteren. Wanneer de 2 minuten verstreken zijn, bekijken we alle antwoorden en tellen jullie de punten van alle juiste antwoorden op. Diegene met de meeste punten wint.’

Ook hier kan je de werkvorm te combineren met een vorm van samenwerkend leren. De opdracht zou er dan zo kunnen uitzien:

‘Jullie krijgen 2 minuten om het rooster individueel te bekijken en zo veel mogelijk antwoorden te noteren als mogelijk. Wanneer de 2 minuten verstreken zijn, vergelijk je met je buur om eventueel te verbeteren en/of aan te vullen. Nadien bespreken klassikaal we alle antwoorden en tellen jullie de punten van alle juiste antwoorden op. Het groepje met de meeste punten wint.’

3. Een korte quiz over de woordenschat

Heb je tijdens een thema bijvoorbeeld al heel wat woordenschat behandeld, dan is het belangrijk om je leerlingen regelmatig te ‘oefentoetsen’. Dit kan heel snel via vijf ‘moeilijke’ woorden die je op het bord noteert aan het begin van de les, waarvan leerlingen dan de juiste vertaling noteren op een wisbordje.

Er bestaan ook heel wat digitale tools om een quiz te organiseren in de klas. Een heel bekende en vaak gebruikte is bijvoorbeeld Kahoot!© Hier is het wel zo dat je in de gratis versie vooral werkt met meerkeuzevragen. Leerlingen zullen dus zelf niets produceren, enkel herkennen. Maar dit hoeft niet per se een drempel te zijn. Wanneer je in de zogenaamde afleiders (de foute antwoorden) denkfouten verwerkt, zet je leerlingen ook aan tot dieper nadenken. Leerlingen mogen bij deze ‘diagnosevragen’ niet in staat zijn om het juiste antwoord te geven om de foute reden. Ze zullen dus het hele plaatje moeten begrijpen om tot de juiste oplossing te komen. Wanneer alle leerlingen hun antwoord hebben gegeven, is het wel belangrijk om alles te overlopen. En dus ook de foute antwoorden. Op die manier krijgen leerlingen, die fout waren, heel gerichte feedback.

Voorbeeld: het juiste antwoord is ‘attractive’ aangezien dit het enige bijvoeglijk naamwoord is dat in het vrouwelijk enkelvoud verbogen is, overeenkomend met ‘La chambre’ en inhoudelijk kan. ‘Spacieux’ en ‘Lumineuses’ kunnen inhoudelijk wel, maar komen grammaticaal niet overeen met het zelfstandig naamwoord ‘La chambre’. ‘Promotionelle’ is dan weer wel vrouwelijk enkelvoud, maar kan inhoudelijk niet.

Tip: Wanneer je veel woordenschat behandelt in een bepaald thema is het geen slecht idee om die op te delen in kleinere behapbare stukken. Je kan dus de woordenlijsten opsplitsen in kleinere delen, maar die ook cumulatief toetsen. Onderzoek toont aan dat het cumulatief toetsen van woordenschat positieve effecten heeft voor het leren op lange termijn en kan worden gezien als een desirable difficulty (wenselijke moeilijkheid).

Voorbeeld: In een woordenlijst van een 50-tal woorden kan je ervoor kiezen om die op te delen in kleinere setjes. De verschillende setjes zou je dan cumulatief kunnen toetsen. Eerst doe je een ‘testje’ over het eerste setje. Nadat je het tweede hebt behandeld, doe je een ‘testje’ over dat stukje, maar betrek je ook woorden uit het eerste setje, enzovoort.

4. Vrij ophalen (Free recall)

Het thematisch onderwijs biedt het voordeel dat een aantal thema’s (vakantie, verkeer, de dokter, de winkel en de bakker…) terugkomen doorheen de verschillende jaren en graden. Leerlingen beschikken in de hogere jaren dus vaak al over heel wat voorkennis binnen een bepaald thema. Door free recall-activiteiten (activiteiten waarbij leerlingen eerder kennis vrij moeten herinneren) kan je die voorkennis op een laagdrempelige manier activeren. Het concept is simpel. Stel, de leraar Engels start met een lessenreeks rond global warming. Bij de start van de lessenreeks geeft hij leerlingen drie minuten de tijd om woorden die aansluiten bij dit thema te noteren. Tijdens de daaropvolgende lessen krijgen leerlingen uiteraard nieuwe woordenschat aangereikt, ze oefenen met woordcombinaties, afleidingen … Na een aantal lessen laat de leraar leerlingen opnieuw voorkennis activeren door dezelfde denkoefening, met de boodschap om vooral aan de nieuwe woordenschat van de voorbije lessen te denken. Je zou de oefening ook kunnen sturen door de verbanden met het centrale thema te benoemen. Welke oorzaken en gevolgen ken je? Ken je synoniemen van de woorden die je noteerde? Afleidingen? De woordspinnen worden een soort weergave van hun kennisschema over dit thema, wat jou als leraar de kans geeft om misconcepties op te sporen. Bovendien merken ze dat hun woordenschat uitbreidt, een kleine succeservaring!

Je zou leerlingen naar het bord kunnen laten komen om woorden te noteren, maar je kan hen ook zelf laten noteren op een apart blad of wisbordje. Belangrijk is echter wel dat je kan controleren wat leerlingen juist hebben genoteerd om eventuele misconcepties (over bv. schrijfwijze of betekenis) op te sporen en weg te werken. Digitale tools waarmee je deze oefening ook makkelijk kan doen zijn bijvoorbeeld Padlet© of Mentimeter©.

Hierboven werden vier manieren besproken om voorkennis te activeren en tegelijk in te zetten op het test- en spreidingseffect om de kenniselementen te verankeren en te automatiseren. De bedoeling in ons huidige systeem blijft om tot doelgerichte communicatie te komen. De kenniselementen worden dan ook best in functie daarvan gezien. Uiteraard zijn er nog veel meer werkvormen die inzetten op het activeren van relevante voorkennis.

Bronnen

Folse, K. S. (2004). Myths about teaching and learning second language vocabulary: What recent research says. TESL reporter, 37, 13-13.

Laufer, B., & Girsai, N. (2008). Form-focused instruction in second language vocabulary learning: A case for contrastive analysis and translation. Applied linguistics, 29, 694-716.

Nakata, T., Tada, S., Mclean, S., & Kim, Y. A. (2021). Effects of distributed retrieval practice over a semester: Cumulative tests as a way to facilitate second language vocabulary learning. TESOL Quarterly, 55, 248-270.

Quigley, A. (2020, November 7).Academic Vocabulary and Schema Building. The Confident Teacher. https://www.theconfidentteacher.com/2020/11/academic-vocabulary-and-sch…

Roediger, H. L., & Karpicke, J. D. (2006). Test-enhanced learning: Taking memory tests improves long-term retention. Psychological science, 17, 249-255.

Rohrer, D., & Taylor, K. (2006). The effects of overlearning and distributed practise on the retention of mathematics knowledge. Applied Cognitive Psychology: The Official Journal of the Society for Applied Research in Memory and Cognition, 20, 1209-1224.

Teng, M., & Xu, J. (2022). Pushing vocabulary knowledge from receptive to productive mastery: Effects of task type and repetition frequency. Language Teaching Research.