Skip to main content

Over ambitieuze en duurzame onderwijsinnovatie (1): technologie

03/03/2023
Tim Surma Onderzoeksmanager

“Het is ontzettend moeilijk om voorspellingen te maken, zeker als het over de toekomst gaat.” Deze gevleugelde uitspraak geeft terecht aan dat wie probeert een blik in de toekomst te werpen, zich op glad ijs begeeft.  Dat is voor onderwijs niet anders, maar toch durf ik me eraan wagen, omdat we ook lessen voor de toekomst kunnen leren uit het verleden.

Het blijkt immers dat duurzame innovaties zelden heel abrupt tot stand komen, en dat geldt al zeker voor wat er gebeurt in de klas. Met ‘ambitieuze en duurzame innovaties’ bedoel ik in deze blogreeks realistische veranderingen die een verbetering aanbrengen binnen een bestaand systeem. Sta me dus toe weg te blijven van vernieuwingsdrift of hypes die weinig kans op slagen hebben. Larry Cuban, professor emeritus onderwijshervormingen in Stanford, omschrijft het proces van innovatie in onderwijs als incrementeel en niet als transformationeel. Meer de evolutie der dingen, minder de revolutie der dingen. Vergelijk het met de jarenlange geclaimde belofte van de zelfrijdende, autonome wagen: tot op heden verplaatsen we ons collectief nog niet zonder bestuurder maar heeft lane departure warning of rijstrookassistentie wel al standaard ingang gevonden in de nieuwe wagens. Dat heeft de praktijktest doorstaan. Een kleine, duurzame verandering én verbetering binnen het bestaand concept van de wagen, weliswaar getriggerd door de grote belofte van de zelfrijdende en autonome wagen. Ook onderwijskundige incrementele innovatie vindt dus ten gepasten tijde toegang tot de praktijk wanneer ze de praktijktest ook daadwerkelijk heeft doorstaan.

Te snel doorgevoerde, ondoordachte onderwijsinnovaties stuiten inderdaad al te vaak op wat men de ‘grammatica van het onderwijs’ noemt. De grammatica van scholen zijn de kernstructuren en regels die onderwijs in zijn huidige hoedanigheid hebben vorm gegeven, zoals de aanwezigheid van vakleerkrachten, toetsen, lesuren, klassen etcetera. Die structuren zijn er niet per toeval gekomen, maar zijn vaak ontstaan vanuit een accumulatie van praktijkwijsheid, uit wat doorgaans haalbaar, realistisch en effectief bleek voor menselijk leren. Wanneer een innovatie geen rekening houdt met hoe mensen leren, vergeten en onthouden – onze menselijke cognitieve architectuur – en met bestaande ervaring van degenen die het in de praktijk moeten brengen, verkleint de kans op slagen van de innovatie. De ooit geroemde iPad-scholen in Nederland zijn een prikkelend voorbeeld hiervan: op deze basisscholen zouden leerlingen op hun eigen tempo leren met behulp van de iPad. Ze moesten zelf hun dag plannen en workshops volgen. Vijf jaar na datum vonden de scholen geen leerlingen meer wegens tegenvallende resultaten, torenhoge facturen, enzovoort. De stichting achter de innovatie ging failliet, einde iPad-scholen. Iets te veel gezondigd tegen de grammatica.

Laat dit echter geen pessimistische blik op onderwijsinnovatie werpen: wanneer we weten dat verandering incrementeel kan plaatsvinden door rekening te houden met de grammatica van onderwijs, dan is veel mogelijk. Los van alle potentiële perikelen horend bij voorspelling, waag ik me aan een drietal paden waarin volgens mij binnen onderwijs, net als de bestuurders van de auto met rijstrookassistentie, een evolutionaire onderwijstoekomst zit. Ik buig me in een reeks van drie blogs achtereenvolgens over innovaties op technologisch, curriculair en wetenschappelijk vlak.

1. Innovaties door onderwijstechnologie

Onderwijstechnologie heeft een lange geschiedenis van zowel successen als mislukkingen. Toch is het – misschien wel dankzij de coronacrisis-  het uur van de waarheid voor technologie-integratie in onderwijs. Miljoenen ouders, leraren en leerlingen hebben aan den lijve ondervonden wat niet werkt, wat soms werkt en wat wel werkt. Een aantal centrale uitgangspunten blijven overeind. Eerst en vooral blijft technologie een middel om een doel te bereiken en geen doel op zich. Daarnaast is de technologie nooit een vervanger voor de leraar: tot op heden blijft elk technologisch systeem minstens hybride en vraagt het op een bepaald moment in het proces om een menselijke tussenkomst. En tot slot kan technologie nooit de kracht van het ‘collectieve’ vervangen. Het blijft belangrijk om aandacht te besteden aan niet-digitale groepsvormende activiteiten, sociaal-emotioneel leren.

Het is onmogelijk om alle beloftevolle technologische ontwikkelingen te benoemen – ik heb het bijvoorbeeld niet over online lerarenprofessionalisering –  maar toch deze keuze:

  • Via technologie kan de leertijd verlengd en geoptimaliseerd worden, ook voor leerlingen met bijzondere behoeften. Tijdens de lockdowns gaven vele leraren extra instructie via Smartschool, Zoom, Teams, zelfs via Whatsapp of aangepaste software. Noem het bijles, tutoring, extra begeleiding of zelfs huiswerkondersteuning als je wil. Leerlingen gebruikten daarbij laptops maar ook hun mobiele telefoon. De technologie kan de leraar in de toekomst in staat stellen om leerlingen flexibel te ondersteunen. Ook moeilijk bereikbare leerlingen kunnen in de toekomst – gedifferentieerde en kosteloze – leerondersteuning krijgen op school, door de technologie die synchrone instructie op afstand mogelijk maakt. Uiteraard horen er randvoorwaarden bij: de leraar en leerling moeten vlot toegang hebben tot apparaten, moeten ze functioneel kunnen gebruiken en de extra leertijd moet structureel ingebed wordt in het schoolbeleid zodat het geen louter liefdadigheid van de welwillende leraar wordt. Technologie stelt ook leerlingen met bijzondere zorgbehoeften in staat om aan het regulier onderwijs deel te nemen, en daarbij hun leertijd te vergroten en optimaliseren. Met toepassingen als spraak-naar-tekst, tekst-naar-spraak, en automatische ondertiteling maakt artificiële intelligentie het bijvoorbeeld mogelijk om blinde, slechtziende, dove en slechthorende leerlingen inclusief te betrekken in de klas en hun autonomie te vergroten. Er zijn nog tal van beloftevolle wendingen: leerlingen met ADHD worden via smartwatches geholpen om hun zelfcontrole te versterken, leerlingen met autisme oefenen sociale vaardigheden via een interactieve digitale leeromgevingNiet enkel de leerling met de bijzondere behoefte en de leraar is door de inzet van die technologie geholpen; het kan ook helpen om de publieke perceptie van mensen op vlak van handicaps en leerstoornissen te verbeteren.
  • Een slimme school maakt gebruik van data. Het tweede spoor van technologische innovatie is minder laagdrempelig. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheden die Artificial Intelligence, Learning Analytics en Smart Devices op termijn kunnen bieden in zogenaamde ‘smart schools’ (niet te verwarren met het Vlaamse Smartschool). Door de diagnose via slimme toets- en oefensystemen worden bijvoorbeeld de hiaten in kennis en kunde van de leerlingen sneller opgespoord, waardoor de toegang tot adaptieve feedback (van zowel menselijke als artificiële tutoren) gefaciliteerd wordt. Klinkt futuristisch, maar het bestaat al: kijk bijvoorbeeld naar de Luwan primary school in Shanghai. Daar gebruikt men het zogenaamde classroom orchestration system dat de leraar ondersteunt bij het uitvoeren van de kernopdracht, het geven van effectieve lessen. Uit de combo van geïntegreerde data over leerlingen en hun omgeving (uit toetsing, bijles- en huiswerkmonitoring tot zelfs emotionele gezichtsregistratie) geeft het systeem bijvoorbeeld aan welk curriculum-onderdeel er idealiter volgt in de volgende les, welke leerstof eerst herhaald moet worden voor welke leerling. Benieuwd welke onderdelen uit deze school de toekomstige rijstrookassistentie worden voor het Vlaams onderwijs.

Twee kanttekeningen: niet alles wat blinkt is goud. Het spreekt voor zich dat deze integratie van technologieën in de klaspraktijk een ethisch debat vergt. In de Luwan-school wordt quasi alles wat een leerling doet op school geregistreerd. Een hoog big-brother gehalte, niet echt wat wij willen. Daarnaast dienen we niet in de val te trappen om van onze scholen een doorslagje te maken van moderne bedrijven. Niet zelden zijn degenen die de huidige school verwijten een neerslag te zijn van een verouderd industrieel model, degenen die willen dat de school er uitziet als de huidige bedrijven, met open kantoortuinen, co-workingspaces etc.

In een tweede deel bespreek ik wat innovatie kan inhouden op het vlak van curricula.